Winter in Reykjavik

Terwijl Nederland genoot van een zeer vroeg beginnend voorjaar, was ik deze winter, samen met reisgenoot A. een week in Reykjavik. Het was het absoluut nog geen lente in de hoofdstad van IJsland, maar helaas ook net niet winters genoeg. Er lag ijs op meertjes, sneeuw op de bergen en hier en daar lagen grote sneeuwhopen op straat maar er viel geen nieuwe sneeuw. Enfin, dan moeten we nog een keer terug.

Metropool

Er is iets vreemds aan de hand met Reykjavik. De stad heeft, inclusief voorsteden, slechts 240.000 inwoners, net iets meer dan Eindhoven. Dat is overigens dan meteen wel tweederde van alle IJslanders.

Maar als je al die gebouwen en wegen ziet krijg je de indruk dat het een miljoenenstad is. En de kaart van Reykjavik beslaat dan ook een uitgestrekt gebied.

Kleurrijk

Ondanks die metropolitane uitstraling, heeft Reykjavik tegelijkertijd ook weer iets knus en dorps, met zijn kleurrijke huizen van hout en golfplaat, zelfs midden in het centrum.

Kleurrijke huizen en twee kerken in het centrum van Reykjavik, IJsland, spiegelend in het ijs op het Tjörnin-meer
Winter in Reykjavik: het Tjörnin-meer

Blauwe uren en aurora’s

Is dat wel zo’n goed idee, naar IJsland gaan in de winter? Ja, eigenlijk wel. Eind februari, met de lente-equinox in aantocht, is het al bijna weer net zo lang licht als in Nederland. En de besneeuwde bergen maken het landschap rond de stad er beslist niet lelijker op.

Voor het noorderlicht is de winter ook de beste tijd, al moet je daarvoor wel Reykjavik uit. In de stad is simpelweg teveel kunstlicht om van de aurora’s te kunnen genieten.

En nog een voordeel: als je, zoals ik, graag foto’s maakt tijdens de schemering moet je wel in de winter gaan. Een foto als deze, van concertgebouw Harpa, zou eind juni echt niet gemaakt kunnen worden, want dan wordt er in IJsland niet geschemerd.

Concert- en congresgebouw Harpa in Reykjavik, IJsland, spiegelend in een waterpartij tijdens het blauwe uur na zonsondergang
Concertgebouw Harpa in het blauwe uur

Go with the lavaflow

Als je vanaf het vliegveld bij Keflavik naar de stad rijdt kom je door uitgestrekte lavavelden. Op het eerste gezicht lijkt dat een buitengewoon saai en kleurloos landschap waar weinig te beleven valt. Maar niets is minder waar. Als je er doorheen loopt blijkt zo’n lavaflow een feest van bonte kleuren, bizarre vormen en talloze soorten gras, mos, sedum en andere plantjes.

Verschillende kleuren sedum, droog gras, een rots en op de achtergrond een paar kleine dennen in een lavaveld in IJsland
Sedum in een lavaveld

Galgahraun

Je hoeft voor die lavavelden niet eens de stad uit. In sommige wijken wemelt het ervan. Vanaf het Galgahraun bij Hafnarfjordur heb je bijvoorbeeld een fabelachtig uitzicht op de stad, de diverse baaien en zeearmen en de omliggende besneeuwde bergen.

Uitzicht vanaf het Galgahraun lavaveld bij Hafnarfjordur op Reykjavik, Kopavogur, de zee en de bergen
Uitzicht vanaf het Galgahraun

Naamsbekendheid

Er zijn landen waarvan gezegd wordt dat je erheen moet voor ze ontdekt worden door het massatoerisme. IJsland is dat punt al lang voorbij. Volgens de IJslanders is het toerisme pas echt goed op gang gekomen na de uitbarsting van de Eijafjallajokull in 2010, die het vliegverkeer platlegde. Goed voor de naamsbekendheid, zo’n vulkaanuitbarsting. En verder zijn natuurlijk Bjork, Sigur Ros en het nationale mannenvoetbalteam goede ambassadeurs.

De groeiende populariteit begint vooral op te vallen op een populaire route als de Gouden Cirkel: het nationale park (tevens continentale breukzone) Thingvellir, de geiser genaamd Geysir en de dubbele waterval Gulfoss. Die hoogtepunten moet je tegenwoordig delen met busladingen selfiesmakers.

De Strokkur-geiser in IJsland, op een steenworp afstand van de historische Geysir-geiser, tijdens een uitbarsting gadegeslagen door honderden toeristen
De Strokkur-geiser

Borgarnes

Maar IJsland is best een groot eiland en de aandacht van de menigten beperkt zich tot een paar plaatsen. Daarbuiten zijn er nog heel veel onontdekte pareltjes. Zoals bijvoorbeeld het plaatsje Borgarnes, 45 kilometer ten noorden van Reykjavik, spectaculair gelegen op een schiereiland tussen fjorden en bergen. Bereikbaar met een prachtige busrit van de onvolprezen Straeto, de plaatselijke RET.

Blokken ijs op het strand bij Borgarnes, IJsland, met op de achtergrond de fjord, de bergen en de oceaan
Het strand bij Borganes

Weer

Reykjavik, en IJsland in het algemeen, hebben eigenlijk maar twee kleine nadelen. Ten eerste: het weer. Reisgenoot A. en ik zijn behoorlijk regenbestendig; we schrikken niet terug voor een paar fotogenieke buien of een sfeervolle miezer. Maar van aanhoudende regen bij windkracht tien en temperaturen net boven het vriespunt worden ook wij niet vrolijk.

Regendruppels trekken strepen op het glas tijdens een regenachtige dag in IJsland met op de achtergrond de haven van Hafnarfjordur
Regen in Hafnarfjordur

Regenboog

Gelukkig kan het weer ook snel omslaan. En dan word je getrakteerd op dramatische wolkenluchten, regenbogen en andere fraaie special effects.

Een regenboog achter de Hallgrimskirkja, de iconische kerk in het centrum van Reykjavik, IJsland
De Hallgrimskirkja

Geld

Het tweede nadeel: IJsland is niet goedkoop. Na een dipje tijdens de kredietcrisis is de kroon nu weer op volle oorlogssterkte. Al lijkt het allemaal erger dan het eigenlijk is; een kroon is ongeveer driekwart cent, waardoor alle prijzen in honderden of duizenden gerekend worden.

Gelukkig hebben veel cafeetjes in Reykjavik in de winter een happy hour, zodat het na geleden ontberingen welverdiende biertje geen al te groot gat in de begroting slaat. En als betaalbare lunch kan ik de pylsur aanraden (of doe er gelijk maar twee…), IJslands nationale snack, een hot dog met rauwe en gebakken uitjes, mosterd, ketchup en mayonaise.

IJslands nationale snack: de pylsu, een hotdog met mosterd, ketchup, mayonaise en rauwe en gebakken uitjes
Eet smakelijk

Reykjavik per trein

Ik weiger me schuldig te voelen voor de paar uurtjes die we hebben moeten vliegen om in IJsland te komen. Toch heb ik me voorgenomen de volgende keer eens met de trein te gaan. En een klein stukje met de boot. Dat is een stuk duurder en tijdrovender dan met het vliegtuig. Maar je komt als bonus wel twee keer op de
Færøer-eilanden en daar is zelfs Floortje Dessing volgens mij nog nooit geweest…

Update: na twee IJslandreizen in de zomer en twee in de winter probeerden reisgenoot A. en ik het in 2022 eens in het voorjaar.

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Spam-controle: * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.